donderdag 26 maart 2009

ORGANIZATIONAL COMMITMENT gedefinieerd

Betrokkenheid bij organisaties (organizational commitment) is sinds de jaren zeventig in ontwikkeling en verschillende onderzoekers hebben een reeks van conceptualisaties en meetinstrumenten ontwikkeld (De Gilder et al., 1997:95). Een verminderd verloop van personeel wordt als één van de belangrijkste uitkomsten van betrokkenheid gezien (Meyer & Allen, 1991:73). Daarnaast zou betrokkenheid een positieve invloed uitoefenen op de aanwezigheid van medewerkers (Steers, 1977:52) en een negatieve invloed uitoefenen op verzuim (Mowday et al., 1982:36), stress en conflicten binnen organisaties (Meyer et al., 2002:22). De resultaten van onderzoek naar de invloed van betrokkenheid op de prestaties van medewerkers, teams en organisaties zijn echter tegenstrijdig en hebben tot op heden geen consensus opgeleverd (Meyer et al., 2002:22). De twee belangrijkste stromingen in onderzoek naar betrokkenheid zullen worden besproken in dit overzicht: de Organizational Commitment Questionnaire en het Three-Component Model of Commitment. De stromingen hebben bijgedragen aan elkaars ontwikkeling en vervullen een belangrijke rol in onderzoek naar de attitude en het gedrag van medewerkers.

Organizational Commitment Questionnaire
Een van de eerste pogingen om betrokkenheid van medewerkers bij organisaties te conceptualiseren, is afkomstig van Mowday et al. (1979). De auteurs volgen de definitie van Steers (1977:46) en beschrijven betrokkenheid bij organisaties als: “the relative strength of an individual’s identification with and involvement in a particular organization”. Steers (1977:46) geeft op basis van het werk van Porter et al. (1974:604) aan dat betrokkenheid tot uiting komt in drie factoren: 1) medewerkers hebben een sterk geloof in, en acceptatie van de doelen en waarden van de organisatie, 2) medewerkers zijn bereid om zich in te spannen ten behoeve van de organisatie en 3) medewerkers voelen een sterke behoefte om deel uit te blijven maken van de organisatie. Op basis van deze karakteristieken en eerder onderzoek introduceert Steers (1977:47) een model dat laat zien dat betrokkenheid bij organisaties wordt beïnvloed door de persoonlijke karaktereigenschappen van de medewerker, de karakteristieken van de baan en de manier waarop het werk ervaren wordt.

Mowday et al. (1979) borduren voort op het model van Steers (1977) bij de ontwikkeling van de Organizational Commitment Questionnaire. Binnen deze meetschaal worden twee soorten van betrokkenheid bij organisaties onderscheiden, namelijk attitudebetrokkenheid en gedragbetrokkenheid. Attitudebetrokkenheid komt met name tot uiting in de mate waarin medewerkers zich identificeren met de organisatie en in hoeverre medewerkers deel uit wil blijven maken van de organisatie. Het bijdragen aan het behalen van de organisatiedoelen staat hierbij voorop. Met gedragbetrokkenheid doelen de auteurs op de manier waarop de betrokkenheid zich manifesteert in het gedrag van medewerkers. Dit is terug te zien bij medewerkers die gedrag vertonen dat de verwachtingen overstijgt en bij medewerkers die ervoor kiezen zich te verbinden aan de organisatie (Mowday et al., 1979:225). Door betrokkenheid bij organisaties op deze manier te definiëren, wordt ervan uitgegaan dat het de passieve loyaliteit naar de organisatie toe overstijgt. Om dit te benadrukken, geven Mowday et al. (1979:226) aan: “it involves an active relationship with the organization such that individuals are willing to give something of themselves in order to contribute to the organization’s well being”.

donderdag 19 maart 2009

VIRTUAL COMMUNITIES soorten en maten

Omdat virtual communities zowel voor vermaak als voor functionele doeleinden worden gebruikt, zijn er verschillende soorten te onderscheiden. Bagozzi & Dholakia (2002:4) maken een onderscheid tussen communities die een sociaal doel dienen, zoals online chatrooms, en communities die bedoeld zijn om kennis uit te wisselen of een commercieel doel dienen. Henri & Pudelko (2003:476) benaderen verschillende soorten virtual communities aan de hand van twee maatstaven, variërend van weinig tot veel: de cohesie van de groep en de intentie om kennis te delen. Echter, door een lineair verband te veronderstellen tussen beide maatstaven, sluiten Henri & Pudelko (2003:476-483) het bestaan van communities uit, waarin de deelnemers wel een hechte band hebben zonder dat het doel is om kennis te delen en te leren van elkaar. Porter (2004) daarentegen, stelt een model voor waarin verschillende soorten virtual communities worden getypeerd aan de hand van de manier waarop en de context waarin zij ontstaan. De eerste laag van het model geeft aan op welke manier een virtual community tot stand is gekomen (establishment). Member-initiated communities worden samengesteld en beheerd door de deelnemers. Organization-sponsored communities worden gesponsord of opgezet door organisaties met een al dan niet commercieel doel. Member-initiated communities kunnen zowel vanuit een sociaal oogpunt als vanuit een professioneel oogpunt worden opgezet. Dit komt met name tot uiting in de relatie die de deelnemers met elkaar hebben. Organization-sponsored communities bestaan uit relaties tussen de deelnemers als wel uit relaties tussen de deelnemers en de organisatie. Het kan om een commerciële organisatie, een nonprofit organisatie of overheidsinstantie gaan.
Gezien deze thesis zich richt op de invloed van communities waarin deelnemers participeren los van de organisatie waarin zij werkzaam zijn, zal uit worden gegaan van member-initiated communities. Om te bepalen in hoeverre werktevredenheid en betrokkenheid bij organisaties worden beïnvloed, is het delen van professionele kennis of het aangaan van professionele relaties binnen de community een voorwaarde, maar het hoeft niet het voornaamste doel van de community te zijn.

woensdag 18 maart 2009

VIRTUAL COMMUNITIES doel en gebruik

Rheingold (1993:3) geeft aan dat mensen in virtual communities praktisch hetzelfde doen als in het echte leven. Maar waarom voelen zij dan de behoefte om hiervoor de virtuele wereld op te zoeken? Sproull & Faraj (1997:39-40) benoemen drie belangrijke kenmerken van virtuele communities waar gewone communities niet over beschikken, namelijk: 1) de fysieke locatie is niet relevant om deel te kunnen nemen, 2) de meeste deelnemers zijn relatief anoniem en 3) er zijn vrijwel geen logistieke en sociale kosten verbonden aan de deelname. Hieruit kunnen we afleiden dat de drempel om deel te nemen aan een virtual community relatief laag is in vergelijking tot ‘offline’ communities.

De voornaamste doelen voor de deelname aan virtual communities zijn volgens Bagozzi & Dholakia (2002:3) functioneel gedreven, of komen voort uit vermaak. In het geval van vermaak zijn de deelnemers op zoek naar de creatie of consumptie van positieve ervaringen door middel van interactie. Het functionele doel richt zich met name op een wederzijdse uitwisseling van nuttige informatie. Koh & Kim (2004:157) gaan met name uit van de functionele rol door te stellen dat het delen van informatie of kennis het voornaamste doel van de groep is. De symbiose in de kennisuitwisseling kan tweeledig zijn; enerzijds gebruiken mensen virtual communities voor het ophalen van informatie en kennis, anderzijds voor het verspreiden van informatie en kennis (Ridings et al., 2002:274).

donderdag 12 maart 2009

VIRTUAL COMMUNITIES gedefinieerd

Communities in ‘het echte leven’ ontstaan veelal rondom een geografische ligging, maar vanwege de onbeperkte mogelijkheden van het Internet, geeft Johnson (2001:51) aan dat virtual communities ontstaan op basis van identificatie. De auteur stelt dat virtual communities worden gevormd naar aanleiding van een activiteit; zodra er een behoefte aan ontstaat. Dat communicatie hierbij een grote rol speelt, blijkt uit de definitie van Bagozzi & Dholakia (2002:3): “We view virtual communities to be mediated social spaces in the digital environment that allow groups to form and be sustained primarily through ongoing communication processes.” Ridings et al. (2002:273) brengen deze kenmerken samen door te stellen dat virtual communities gedefinieerd kunnen worden als “groups of people with common interests and practices that communicate regularly and for some duration in an organized way over the Internet through a common location or mechanism”. Dat geografie in letterlijke zin geen rol speelt in virtual communities, zoals Johnson (2001:51) aangeeft is duidelijk, maar zoals uit de definitie van Ridings et al. (2002:273) blijkt, is de virtuele plaats waar de groep mensen samenkomt wel degelijk van belang. Deze ‘plaats’ vormt de basis van de community (Ridings et al., 2002:273).

Rheingold (1993) is één van de auteurs die in een vroeg stadium aandacht besteedde aan virtual communities. De auteur definieert virtual communities als “social aggregations that emerge from the Internet when enough people carry on those public discussions long enough, with sufficient human feeling, to form webs of personal relationships in cyberspace” (p.5). Uit deze beschrijving is af te lezen dat dialoog en wederzijds respect tussen de deelnemers een belangrijke rol spelen. Daarnaast zien we in de beschrijving terug, evenals in de definitie van Ridings et al. (2002), dat de duur van het samenkomen van belang is. Rheingold (1993) vult daar verder bij aan dat mensen in virtual communities ongeveer alles doen wat zij in het echte leven ook doen: discussiëren, delen van emoties en kennis, vinden van liefde, ruziemaken et cetera (p.3). In de definitie van Porter (2004) lijken alle verschillende aspecten zo volledig mogelijk bij elkaar te komen. De auteur stelt: “A virtual community is defined herein as an aggregation of individuals or business partners who interact around a shared interest, where the interaction is at least partially supported and/or mediated by technology and guided by some protocols or norms”. De definitie van Porter (2004) zal in dit onderzoek als uitgangspunt worden genomen.

woensdag 11 maart 2009

VIRTUAL COMMUNITIES historische achtergrond

Sociale contacten en communities zijn altijd een belangrijk onderdeel geweest in het leven van mensen (Fernback & Thompson, 1995). Het woord community stamt af van het Latijnse woord communis, wat opgebouwd kan worden uit twee delen. 1) Cum betekent gezamenlijk en 2) munus betekent verplichting of 1) cum betekent gezamenlijk en 2) unus betekent één. Dat betekent dat een community kan worden gezien als een groep waarin individuen samenkomen op basis van een verplichting ten opzichte van elkaar, of als een groep waarin individuen samenkomen om één te zijn (Fernback & Thompson, 1995).

Tönnies (1967) was één van de eerste die onderzoek verrichtte naar communities. De auteur maakt een onderscheid tussen Gemeinschaft en Gesellschaft, waarbij Gemeinschaft (community) gezien wordt als een intiem, privé samenzijn en Gesellschaft (society) het grotere geheel, de hele samenleving is (p.7). Tönnies (1967:8) beschrijft drie verschillende soorten communities: 1) community of kinship, 2) community of locality en 3) community of mind. De virtuele community zoals wij die tegenwoordig kennen, lijkt de meeste overeenkomsten te vertonen met de community of mind (Rothaermel & Sugiyama, 2001:299). Waar de community of locality uitgaat van het fysieke leven, is de community of mind gebaseerd op het mentale leven. Daarnaast wordt in de community of mind alleen samenwerking en coördinatie vanuit een gezamenlijk doel verondersteld (Tönnies, 1967:8).

dinsdag 10 maart 2009

FIRST POST an introduction

In hoeverre beïnvloedt de deelname aan virtual communities de werktevredenheid en de betrokkenheid bij organisaties?
 
Zo luidt DE VRAAG. De vraag die mij de komende maanden bezighoudt. Een actuele vraag ook. En dat maakt het schrijven van deze master thesis zo leuk. Want wat is boeiender, meeslepender en interessanter dan je een half jaar lang mogen verdiepen in een onderwerp dat leeft?
 
Een leuk experiment ook. Want ik leg al m’n kaarten op tafel, door tijdens het hele traject de onderdelen die straks mijn thesis vormen, op deze blog te posten. Vooral voor mezelf. Want het maakt me scherp. De gedachte dat iedereen mee kan kijken in wat ik schrijf en denk. In het eindstuk kan ik nog schrappen, redigeren, herschrijven, maar wat op internet staat, staat op internet.

Vorige week ben ik begonnen met de theorie. Dat houdt in dat ik op basis van de academische literatuur de concepten beschrijf die het kader vormen van het onderzoek. Daaruit komen hypothesen voort, die ik zal toetsen aan de hand van een kwantitatief onderzoek. Maar, een onderzoeksproces laat zich niet altijd langs een lineaire lijn leggen...